Hoe werkt sinusbeheer?
Per maaibeurt blijft ca. 40% van de vegetatie staan en er wordt gewerkt met slingerende maaipaden, zogenaamde sinuspaden. Deze variëren in ruimte en tijd. Als resultaat ontstaat heel veel variatie wat uitermate gunstig is voor de biodiversiteit. Eerst wordt een sinuspad gemaaid, en pas later alles binnen het sinuspad. De tijd tussen het maaien van het sinuspad varieert naar eigen inzicht en lokale situatie, bijvoorbeeld vroeg of laat in het voorjaar. Het aantal maaibeurten kan variëren, maar zal steeds beginnen met een sinuspad en een ander patroon. Als een vast aantal maaibeurten is vastgelegd, kan worden afgeweken naar een verkapt slingerbeheer. Een infranatuur-pilot bij TenneT toonde al aan dat dit veel meer biodiversiteit opbrengt.